English | Informatie | Teksten | Aquarellen | Extra |
Teksten | |
HET SCHILDERIJ Geurt Busser, Waddenbulletin, 1999 Eigenlijk ben ik nu al 32 jaar hetzelfde schilderij aan het maken, daarbij
voortdurend aan het werk met motorfietsen, vrachtwagens en schepen, om het snel
verdwijnende gebied voor "Het Schilderij", nog te vinden. Aan het procederen
tegen iedereen die dit gebied aantast. Woorden zijn makkelijk mee te nemen, die heb je altijd bij je. Maar sommige
dingen kun je niet met woorden zeggen: daar is een beeld voor nodig- en" de
moeite waard vinden"- en waterverf wat mij betreft- daar moet je materiaal voor
meenemen.
Aan de wal, in musea, zie ik werk van collega's: Chinese landschappen van een
paar duizend jaar oud, de Nederlandse traditie van het zeeschilderen. De wereld wil geschilderd worden, we zijn nog maar met weinig. Ik heb altijd met waterverf geschilderd. Ik had in redelijkheid nooit kunnen verwachten dat er een geweldige industrie
op dat gebied losgelaten zou worden. Immense windturbines, drie keer hoger dan
de hoogste bebouwing op de kust [de kerken], duizenden explosies van seismisch
onderzoek, waardoor alle vis, en kudden zeehonden tot kilometers in de omtrek
verdreven werden.
De gaswinning bij Ameland heeft nu al een bodemdaling en bijbehorende afslag
veroorzaakt, waardoor de Kwelder bij de Kooiduinen verdwenen is, daar is nu
11000 ton steen gestort ter bescherming.
Dezelfde juriste van LNV die mijn werkzaamheden voor de Raad van State
omschreef als "een ernstige bedreiging voor de rust in het gebied" heeft nu de
opdracht gekregen om met de NAM- werkzaamheden in te stemmen, op hoorzittingen
en in de rechtzaal.
Op een avond kwam ik terugvaren van Rottum naar Noordpolderzijl. Ik neem het de Waddenvereniging kwalijk dat zij de laatste ongeschonden waarde van de Waddenzee, haar uitzicht, verloren heeft laten gaan. De Waddenzee is niet groot, maar je kon je verbeelden dat zij groot was. Die verbeelding is ons afgenomen. Uit de illustraties wordt duidelijk, dat het enige nog tamelijk ongeschonden gebied het oostelijk Wad is. Ik raad de Waddenvereniging aan haar hoofdvestiging naar Groningen te verplaatsen,omdat hier misschien nog iets te redden is waar termen als "Oergevoel" en "De laatste wildernis" meer zijn dan lege woorden.
Gunnar Daan, Groningen, 17 mei 1999 OVERZICHT EN ZICHTHINDER Het menselijk oog tast in constante beweging, ontstaan door bewuste bewegingen van het hoofd en de oogbol maar ook door permanente vibratie van het oog, de omgeving af. De netvliescellen registreren daarbij de wisselende, en niet de constante prikkels. Proeven waarbij een projektortje, op de ooglens bevestigd, een constant beeld aan de retina doorgeeft, bewezen dat dit na verloop van korte tijd niet meer wordt waargenomen. Contrasten in het beeld veroorzaken de krachtigste prikkels die de waarneming in de hersenen bepalen. Het oog richt zich met de gele vlek, waar de staafjes en kegeltjes (de netvliescellen) zich het meest verdichten, van nature op die elementen in het beeld, die door contrast de aandacht vragen. Buiten de gele vlek neemt de waarneming, naar de randen van het netvlies, snel af. Het beeld vervaagt tot er aan de randen van onze focus zelfs geen duidelijke contour wordt waargenomen. Het waddenzeeschap varieert, afhankelijk van het uur van de dag en de weersgesteldheid van vrijwel egaal grijs tot een door spiegelingen, golfslag, getijden en wolkenluchten zeer contrastrijk beeld. Maar die contrasten zijn altijd zeer gespreid in het totaalbeeld aanwezig. Dit levert een zeer bijzondere impressie op. Het is niet te beschrijven, maar het is eenieder aan te raden om dit eens mee te maken. Wie het wad kent raakt eraan verslaafd. Het licht komt van alle kanten in alle kleuren, flonkerend. Je weet soms niet waar je kijken moet, een fascinerende ervaring. Solitaire objecten in dit 360º-landschap vallen ogenblikkelijk op. Het kopje van een zeehond op 100 meter, een stukje wrakhout in de stroom zullen je niet ontgaan. De gele vlek focust direct op een afwijking in het gespreide contrastbeeld van golven en bodemrichels, zoals een zwaluw tegen een wolkenlucht. Het is voor de waddenschipper altijd weer verbazend hoe relatief kleine bakens, tonnen of prikken, zich altijd keurig op tijd op het netvlies melden in deze eindeloze wijdsheid. Het is dan ook niet verwonderlijk dat grotere objecten, schepen en boorplatformen, zich in het blikveld ogenblikkelijk melden en aandacht vragen, onontkoombaar omdat het oog hoofdzakelijk onbewust gestuurd wordt. Men moet zich daadwerkelijk afkeren om de aandacht te kunnen richten op de landschappelijke elementen die dat verdienen. De subjectieve waardering voor het object dat zich op de voorgrond van de waarneming dringt is uiteraard een factor in de ergernis die het opwekt. We zullen Busser waarschijnlijk niet horen klagen over het reddinghuisje op de Engelsmanplaat. Misschien is het voor anderen zelfs een positieve ervaring om zo'n booreiland nu eens in het echt te zien. Zeker is wel dat booreilanden op het wad een zeer grote impact hebben op onze waarneming, zelfs nog op 10km. afstand, en het oog onwillekeurig afleiden van de motieven die het meest karakteristiek zijn voor dit landschap, in het bijzonder de spreiding van contrasten. Groningen, 3 mei 1999 Van: prof. ir. Gunnar Daan Aan: Geurt Busser Waarde Geurt Busser, In onderstaande regels wil ik graag Uw protest tegen gasboringen op de Waddenzee bijvallen. De Waddenzee Met vriendelijke groet, Gunnar Daan Groningen, 17 mei 1998 Van: prof. dr. L.W. Nauta Aan: de griffier bij de arrondissements-rechtbank te Leeuwarden Onderwerp: Rechtzaak proefboringen Waddenzee Zeer geachte mevrouw, M.b.t de juridische aspecten ben ik niet competent en daarover zal ik me dus geen oordeel aanmatigen. Wel wil ik U graag iets schrijven over de inhoudelijke kant. Het lijkt alsof hier het particuliere belang van een individu dat het Wad wil schilderen, staat tegenover het algemene, maatschappelijke en economische belang dat gemoeid is met boringen op de Waddenzee. Naar mijn mening heeft het echter ook zin om terwille van de zuiverheid van een verantwoorde afweging het perspectief even om te keren. Aan de ene kant staat dan het particuliere belang van een bedrijf dat deze boringen wil verrichten. Aan de andere kant een kunstenaar die met zijn werk een algemeen belang dient. Hoezo algemeen? Een schilder maakt niet zomaar een plaatje, maar brengt met zijn werk de waarde tot uitdrukking die de natuur voor de mens heeft. Mijns inziens is dit geen holle frase, slechts bedacht "pour besoin de la cause". Bussers werk representeert b.v. ecologische aspecten van onze omgeving die door de industrie en techniek steeds meer in de verdrukking komen. Lolle Nauta HET ONTZAG VAN EEN SCHILDER VOOR DE ZON Tijdens een novemberstorm in 1978 maakte Geurt Busser voor het eerst een aquarel buiten de dijk in de Noordpolder van Groningen. Totdantoe had hij het wad altijd vanaf de kust geschilderd. De wind blies de verf over het papier en de schilder had de grootste moeite de kleuren met zijn zware penseel op de goede plaats te krijgen. Hij was verbluft over het resultaat. Zijn streven naar een zo leeg mogelijke wereld werd beloond met een optimale werking van het licht. Het was de vrucht van een welbewuste keuze: een minimum aan verhalende middelen, ingehouden bewegingen en gedempte contrasten, een afzien van al te dramatische wolkenpartijen. En geen mensen, dieren of dingen; niet in de lucht en niet op de voorgrond. Licht en ruimte vormen het hoofdthema in zijn werk. Schilderen
op de Waddenzee ziet Busser zelf als een logische consequentie daarvan. Lange
tijd behielp hij zich met een sloep waarin hij zijn spullen en zichzelf nauwelijks
droog kon houden. Toch was het op dit notedopje dat hij in de strijd tegen
de elementen evolueerde tot de eigenzinnige kunstenaar van de reductie: de
Waddenschilder die steeds minder nodig had om steeds meer te zeggen. De laatste is uitvalsbasis voor zijn meest geliefde plekje, vlak onder Rottumeroog. Helaas is het gebied gedurende enkele maanden per jaar voor het publiek gesloten. Welbeschouwd is Geurt Busser een beroepsvaarder, want voor de kost afhankelijk van het Wad. Maar het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij blijkt dit en andere argumenten niet te willen aanvaarden. Intussen heeft de hem welgezinde overheid der gemeente Eemsmond hem een visserijvergunning verleend, inclusief een registratienummer voor zijn schip: UQ12. hij is nu dus beroepsvisser met alle bewegingsvrijheid vandien. En zo maakt Geurt Busser als het ware deel uit van de vissersgemeenschap op de Waddenzee. Ook hij werkt onder het machtige regime der getijden en vaart op veelal ongemakkelijke uren uit om op een uitgekiende plaats en tijd zijn werkplaats te installeren, aan boord of op het slikzand van het drooggevallen wad. Dat hij niet op de vangst van garnalen of vis uit is, daar is men allang aan gewend. Met zijn werk vertolkt de kunstenaar immers het onzegbare van het vissersbestaan. In zijn aquarellen trilt de ondertoon van alles wat het vissersvolk beweegt, van alle vrolijke en minder vrolijke verhalen rond de stamtafel in de kroeg. De schilder jaagt op licht, het ontzaglijke licht dat alles bestiert. Alles, dat is de hele biosfeer van lucht, water, slik en land, van wadpieren en vogels, van garnalen, vissen en zeehonden, van vissers en milieubewakers. Het is dit licht waarvan leden van de roemrijke schilders-bent De Ploeg getuigden dat het, zoals de lagune zelf, uniek in Europa is. Busser probeert het te vangen door de kleurschifting ervan vast te leggen in luchten, wolken, horizon, water, zand en begroeiingen. De dampkring, accumulator van het licht, beslaat verreweg het grootste deel van het werkoppervlak. Dat duizelingwekkende gat, die sublieme leegte, vol wind en waterdamp en bij gevolg vol picturale nuances, grijpt hem steeds weer bij de strot. En dan te weten dat deze altijd in beweging zijnde hemisfeer met zijn overwegend bewolkte luchten ook de spiegel van het Wad is, van het water, van de sedimenten envan de verrichtingen van de wind en de getijden. Het spreekt vanzelf dat dit consequenties heeft voor een zekere balans tussen de geschilderde partijen boven en beneden de horizon. Duizenden keren heeft Geurt Busser die amfibische, door eb en vloed voortdurend omgeboetseerde wereld afgebeeld in aquarellen van uiteenlopend formaat. De meeste kwamen (en zo gaat het nog steeds) op een slordige berg in het atelier terecht, wachtend op een spectaculair kampvuur. Waarom de ene aquarel geslaagder is dan de andere? Ongetwijfeld heeft het, bijvoorbeeld, iets te maken met de balans. Soms ontbreekt de fel begeerde helderheid. Aan de ruimtelijkheid in de opzet kan het niet liggen. Er is een vaste indeling van het werkoppervlak: gemiddeld 80 procent lucht en een smalle strook voorgrond, gescheiden door een haardunne lijn als horizon. De volumineuze, dronken makende luchten zetten de toon. Zij zijn de dragers van het licht en de vertolkers van de windkracht. Opvallend is het ontbreken van enig levend wezen, zelfs wanneer de schilder eens een keer van de wal af geschilderd heeft. Geen nietig mensfiguurtje, zelfs geen gevouwen lijntje in de lucht dat een vogel zou kunnen zijn. De aarde vóór de dageraad der mensheid. De suggestie daarvan is vaak een van de fascinerendste aspecten in deze aquarellen. En toch zijn het menselijke land- en zeeschappen. Daarvoor zorgen de minieme silhouetten op de horizon, de kaap van Rottumeroog bijvoorbeeld (alleen wie het weet, zal haar herkennen) of soms het dak van een boerderij. De ideale afstand tot de kustlijnen in alle windrichtingen had Busser gevonden op het wantij ten zuiden van Rottumeroog, ongeveer 12 kilometer ten noordoosten van Noordpolderzijl. Dat dit gebied gedurende een aantal maanden per jaar voor particulieren gesloten verklaard is, treft hem natuurlijk zeer. En nu maar hopen dat zijn visserijvergunning hem in de gelegenheid zal stellen onbelemmerd zijn werk te doen, zulks in afwachting van de uitkomst van een lopende bodemprocedure. Voor de zon zelf heeft Geurt Busser een heilig ontzag. Zelden zie je de bron van wat hij probeert te vangen op zijn aquarellen afgebeeld. Hoe dat komt, werd me duidelijk bij een zonsondergang op een avond in juli 1991. Het was 21.45 uur. Het schip was drooggevallen. Typisch Wadse stilte om ons heen, voelbaar door schaarse vogelgeluiden. Geurt schuift het gordijn van een kajuitraampje opzij en slaakt een gedempte kreet. "Potverdorie, dat is spectaculair hoor!"... En terwijl hij naar het dek stuift: "Ik heb nog nooit een rooie zon in zo'n lucht kunnen pakken". Zingend en kuchend legt hij een groot vel papier op zijn werkplank en begint koortsachtig te schilderen. Zijn zware penseel (Chinees hertehaar met een geiteharen mantel, circa 10 cm lang, 4 cm dik) doopt hij in een roestig conservenblik met roestbruin water. Zijn palet is een kinderlijk doosje met verfblokjes ("elf jaar doe ik al met een doosje Maria's Watercolour, wel steeds bijgevuld uit kleine verftubes"). In plenzen water vliegt het penseel over het papier. Blauwgrijze en paarsblauwe tinten evoceren een sliertig wolkenpatroon. Nu en dan perst hij met dichtgeknepen hand overtollig water uit de kwast. Behendig, als een timmerman die een zaaglijn afschrijft, trekt hij met een fijn penseel in één beweging de streep van de horizon. Vlak daarboven maakt hij in het wit een ronde uitsparing. Het is de plek waar daarginds de snel dalende vuurbol al in flarden grondmist gehuld is. De schilder is muisstil geworden. Hij kijkt voortdurend op. Alsof hij schildert wat hij ziet. Maar op papier verschijnen andere vormen. De waarneming van het binnenoog? Zijn penseel likt nu gulzig vermiljoen van het palet, zweeft even boven de witte plek en... daalt een beetje verder neer in het natte wolkengrijs. Zo worden lucht en wolken aangestreken met de rode weerschijn van de zon. De zon zelf is inmiddels geheel verdwenen en wat blijft op papier is slechts een vermoeden van de plek waar zij is ondergegaan. De schilder legt het penseel weg, spant het papier op en gaat zonder iets te zeggen naar binnen om de aquarel te drogen te leggen. Alles heeft zich binnen een half uur afgespeeld, dat is het gemiddelde voor het werken met het formaat 56 x 76 cm. Maar geen (rode) zon, die hangt inmiddels ergens achter Engeland. Alleen haar rode schijnsels heeft zij op het papier achtergelaten. "Een rode zon bestaat niet," zegt Geurt Busser later in de kajuit. "Alleen de werking van haar warmte zien wij". Hij lijkt zich te willen verontschuldigen. "Het ging gewoon niet. Kijk, een foto neemt één moment, maar wat ik doe is een gemiddelde maken over de duur van het schilderen. Daarin paste die rode zon niet. Ik kon erg geen logisch beeld mee maken. In mijn motoriek, mijn manier van doen kan ik zo'n rode zon niet meenemen." Was hij bang voor een al te populair plaatje van de ondergaande zon? Geurt Busser is er de man niet naar om zich gemakkelijk ergens tegen af te zetten. Aarzelend: "Het zou gewoon een rode voetbal aan de hemel geworden zijn." Is het misschien een kwestie van afstand nemen van de beroemde rode (opgaande) zon van Monet, het schilderij dat in 1874 de naamgever van het impressionisme zou worden? Hij lacht, denkt weer diep na en zegt ontwijkend: "Sommigen noemen mijn werk wel impressionistisch." Een belangrijke verwantschap met het impressionisme heeft het werk van Busser zeker. Ook voor hem is het licht het eigenlijke onderwerp van zijn kunst. En ook hij laat zich motiveren door het van dag tot dag veranderlijke van het heelal, waarvan de bij uitstek onbestendige wereld van het Wad hem bewust gemaakt heeft. Vandaar dat hij keer op keer weer uitvaart om een nieuwe dag te stelen. In een van de vele gedrukte interviews zegt hij: "Elke dag heeft zijn eigen taal, z'n eigen ritme, z'n eigen kleur. Soms lukt het me in het ritme van de dag te komen. Dan maak ik een goed schilderij." De rode zon bestaat dus niet. Haar wezen is, zeker voor Geurt Busser, het blindmakend wit van haar licht. "Ik ben heel ver gegaan met het schilderen van licht. In feite is het wit van het papier het hoogste licht." Fries tot op het bot en zeer zuinig met het tonen van zijn gemoed, vertelt Busser met plotseling enthousiasme over een van zijn aquarellen. typerend daarbij is dat hij niet rechtstreeks praat over de zon, maar over de suggestie van de zon: "Het meeste licht zat in het midden, de horizon lag vrij hoog. Vlak erboven was het net of er iets begon rond te draaien. De aquarel hing op een tentoonstelling in Drachten aan de kopwand van een lange, smalle gang. Als je van het schilderij wegliep, achteruit de gang in, kreeg je het gevoel dat die plek in het midden lichter was dan het wit van het papier." De verwondering is de magie! "Ik heb nu eenmaal iets ontdekt waarvan ik zeg: op die manier wil ik in de wereld staan. Ik heb mijn eigen taal, mijn eigen manier van vertellen en daar past geen rode zon in. Luister: in New York liep eens een Papoea rond. Hij keek zijn ogen uit. Op de vraag wat de meeste indruk op hem had gemaakt, antwoordde hij opgetogen: een handkar op twee wielen met een hele berg bloemkolen. Dat één man zoveel bloemkolen kon vervoeren, zoiets had hij nog nooit gezien!" |